Het Verworpen Wetsvoorstel: Werken waar je wilt

31 oktober 2023 Door: Cerena de Vries

In een tijdperk waarin flexibiliteit en mobiliteit steeds belangrijker worden op de arbeidsmarkt, stond Nederland voor een cruciale beslissing: het wetsvoorstel “Werken waar je wilt”. Dit voorstel beoogde een radicale verandering in de manier waarop we werk benaderen. Helaas heeft het wetsvoorstel onvoldoende steun gevonden in de Eerste Kamer, waar er wel een ruime meerderheid in de Tweede Kamer was voor dit voorstel. In dit blog zullen we kijken naar hoe het nu geregeld is, wat het wetsvoorstel inhield en welke gevolgen de verwerping heeft voor de praktijk.

Hoe het nu geregeld is

Op dit moment zijn de meeste werknemers gebonden aan een vaste werkplek, vaak in een kantooromgeving. Deze traditionele manier van werken heeft lange tijd goed gefunctioneerd, maar de technologische vooruitgang en de behoefte aan een betere werk-privébalans hebben geleid tot een groeiende vraag naar flexibiliteit.

Onder de huidige wetgeving in Nederland heeft een werknemer na 26 weken in dienst bij een werkgever (met meer dan tien werknemers) het recht om schriftelijk te verzoeken om de arbeidsplaats te wijzigen, bijvoorbeeld om thuis te werken. Het verzoek moet minstens twee maanden voor de beoogde startdatum van de wijziging worden ingediend. Een werkgever kan het verzoek schriftelijk afwijzen na overleg met de werknemer, zonder de noodzaak van een zwaarwegend bedrijfs- of dienstbelang. Hoewel de werkgever wel een motivering moet overleggen aan de werknemer, is de drempel voor afwijzing dus niet erg hoog.

Let op: reageert de werkgever niet binnen een maand op het verzoek? Dan wordt het verzoek automatisch gehonoreerd.

Het Wetsvoorstel: Werken waar je wilt

Het Wetsvoorstel “Werken waar je wilt” was bedoeld om een verandering teweeg te brengen in de manier waarop we werk organiseren. Het beoogde werknemers het recht te geven om te kiezen waar zij hun werk uitvoeren, zolang dit de aard van hun werk toelaat. Dit zou kunnen betekenen dat een werknemer ervoor zou kunnen kiezen om thuis te werken of zelfs in een ander land.

Op grond van het wetsvoorstel zou de lat voor afwijzen van het thuiswerkverzoek hoger komen te liggen. De werkgever zou het verzoek enkel mogen afwijzen op grond van de redelijkheid en billijkheid, waarbij een deugdelijke belangenafweging moet worden gemaakt en waarbij alle omstandigheden van het geval moeten worden meegenomen.

Gevolgen voor de praktijk

In de Eerste Kamer werd er getwijfeld over het nut en de noodzaak om een wettelijke basis voor thuiswerken te creëren. Werknemer en werkgever zijn hier vrij om afspraken over te maken en daarnaast zou uit jurisprudentie volgen dat het ontbreken van een wettelijke basis geen daadwerkelijk probleem is. Voor het huidige systeem betekent deze verwerping dat huidige procedure ongewijzigd blijft. De werknemer heeft dus geen wettelijk recht op thuiswerken. Bedrijven zullen nu hun eigen beleid moeten blijven bepalen met betrekking tot flexibel werken. Sommige organisaties zullen wellicht de mogelijkheid bieden om op afstand te werken, terwijl anderen vasthouden aan een traditionelere aanpak. De werknemer staat niet helemaal met lege handen, hij/zijn kan nog steeds een verzoek doen om hun arbeidsplaats te wijzigen, zoals eerder beschreven. Dit verzoek is echter niet afdwingbaar en kan pas wanneer de werknemer 26 weken in dienst is bij een onderneming met >10 werknemers.

Conclusie

Hoewel het wetsvoorstel “Werken waar je wil” veelbelovend was, in het streven naar meer flexibiliteit en mobiliteit op de arbeidsmarkt, is het verworpen door de Eerste Kamer. Dit betekent dat het traditionele model van vaste werkplekken voorlopig blijft gehandhaafd. Toch blijft de vraag naar meer flexibiliteit bestaan. Het is aan de werkgever en de werknemer om daar samen invulling aan te geven. Mocht dit in de praktijk niet werken dan zal in de toekomst wellicht alsnog de wet aangepast worden zodat het recht op thuiswerken minder makkelijk kan worden afgewezen.