Internationaal en Europees recht in het nationale rechtsysteem

20 september 2022 Door: Cerena de Vries

Per augustus 2022 is er veel veranderd op het gebied van het arbeidsrecht, hier is in het vorig blog uitvoerig op in gegaan. Deze wetswijziging kwam voor veel mensen misschien uit de lucht vallen, maar het zat er al een tijd aan te komen. Het is namelijk de implementatie van de al eerder opgestelde EU-richtlijn Transparante en Voorspelbare Arbeidsvoorwaarden. Met het implementeren van richtlijnen wordt bedoeld dat lidstaten deze ‘vertalen’ naar nationaal recht zodat het doel van de richtlijn bereikt wordt (in dit geval: de arbeidsvoorwaarden van werknemers verbeteren). Europa heeft dus invloed op de rechten van bijvoorbeeld werknemers in Nederland. Maar op welke manier werkt Europees recht dan precies door in het Nederlands recht? En welke plaats heeft internationaal recht in ons rechtssysteem? In dit blog nemen we u mee langs de verschillen tussen nationaal, internationaal en Europees recht. Vervolgens gaan we in op hoe het internationaal en Europees recht doorwerken in de Nederlands rechtsorde.

Het verschil tussen nationaal, internationaal en Europees recht

Met nationaal recht wordt bedoeld alle weten en regels die vanuit één land zijn opgesteld door de nationale overheid. De invloed van deze wetten beperkt zich in principe dus tot de landsgrenzen. Het internationaal recht zijn regels die voortkomen uit verdragen tussen meerdere landen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het oprichten van de Verenigde Naties. Het Europees recht lijkt op het eerste oog dus ook gewoon internationaal recht, de EU is immers toch ook gebaseerd op een verdrag tussen landen? Toch zit dit anders. Het Europese recht wordt supranationaal recht genoemd, dat betekent letterlijk: ‘boven de staat’. Supranationaal recht komt voort vanuit een instantie (de EU) die van de lidstaten de bevoegdheid heeft gekregen om regels te vormen (Europese richtlijnen en verordeningen) of recht te spreken (het Europese Hof). Nederland heeft dus, door deel te worden van Europa, een nieuwe rechtsorde erbij gekregen.

Doorwerking van internationaal recht in Nederland

Internationaal recht kan op verschillende manieren doorwerken in de nationale rechtsorde van een land, dit is afhankelijk van hoe de lidstaat dit geregeld heeft in de nationale rechtsorde. Doorwerking ziet in deze zin op de manier waarop het internationale recht een plekje heeft in de nationale rechtsorde. Nederland heeft een zogenoemd “gematigd monistisch stelsel van doorwerking”. Monistisch betekent dat in beginsel alle bepalingen van verdragen en besluiten van volkenrechtelijke organisaties direct doorwerken in de nationale rechtsorde. Een Nederlandse burger kan zich voor de rechter gewoon beroepen op rechten en plichten die voortkomen uit die verdragen. Hierbij kun je bijvoorbeeld denken aan het recht op onderwijs dat burgers hebben op grond van het mensenrechtenverdrag van de Verenigde Naties. Maar deze directe doorwerking is beperkt op twee punten. Daar komt het gematigde karakter vandaan, de bepaling moet voldoen aan twee vereisten wil deze direct doorwerken. De wetgever heeft in de Grondwet bepaalt dat een bepaling onvoorwaardelijk moet gelden voor iedereen, ook wel: eenieder verbinden (niet alleen voor een bepaalde groep, of een bepaald persoon) en dat het een recht toekent of plicht oplegt aan de burger (bijvoorbeeld dus het recht op onderwijs). Tot slot is het belangrijk dat de inhoud van het verdrag bekend is gemaakt, dit gebeurt in het Tractatenblad. De reden hiervoor is dat men moet weten welke rechten zij geniet en welke plichten men heeft, dit wordt in de juridische wereld ook wel rechtszekerheid genoemd.

Stel dat in een hypothetische situatie in de Nederlandse wet geregeld is dat u alleen recht heeft op onderwijs wanneer u linkshandig bent, dan zou dit overduidelijk o.a. in strijd zijn met de bepaling van het eerdergenoemde verdrag van de VN: iedereen heeft namelijk recht op onderwijs. In dit geval zal de rechter oordelen dat er strijd is tussen het nationale recht en een bepaling van een verdrag en dan treedt artikel 94 van de Grondwet in werking. Deze luidt:

“Binnen het Koninkrijk geldende wettelijke voorschriften vinden geen toepassing, indien deze toepassing niet verenigbaar is met eenieder verbindende bepalingen van verdragen en van besluiten van volkenrechtelijke organisaties.”

In andere woorden, ook rechtshandigen hebben recht op onderwijs want het nationale recht is niet geldig wanneer deze strijdig is met een verdrag. Hier ziet u duidelijk de rangorde van het recht: wanneer er sprake is van strijdigheid dan heeft het internationale recht voorrang op het nationale recht. Mits de bepaling eenieder verbindend en bekendgemaakt is.

Doorwerking van Europees recht in Nederland

Het Europese recht werkt ten opzichte van het internationaal recht  op een andere manier door in de Nederlandse rechtsorde. Dit komt omdat Nederland door toe te treden tot Europa deel uit is gaan maken van een bijzondere rechtsorde. In Van Gend & Loos (1963) heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie namelijk bepaalt dat dat de Europese rechtsorde een onafhankelijke rechtsorde is met een eigen gezag basis die niet berust op de nationale rechtsorde van de lidstaten. Zoals dat wel het geval is bij het internationale recht dat hierboven is besproken: het gezag van internationaal recht berust op het feit dat dit vastgelegd is in de Grondwet in artikel 93 en 94.

Naast dat het gezag van het Europese recht niet berust op het feit dat een lidstaat een bepaling heeft opgenomen in haar grondwet om dit te bevestigen, heeft het ook voorrang op het nationale recht. Met dit laatste is de regering van de Europese lidstaat Polen het (foutief) niet eens. Het Poolse Constitutionele Hof heeft in de afgelopen jaren meermaals gesteld dat het EU-recht geen voorrang heeft op de Poolse Grondwet. Maar al in het begin van de jaren 60 heeft het Europese Hof van Justitie een toonaangevend arrest gewezen die van grote invloed is op de doorwerking van Europees recht in de nationale rechtsorde. In Costa/Enel (1964) oordeelde het Hof namelijk dat aan het Europese recht voorrang moet worden toegekend boven het nationale recht van de lidstaten. Strikt genomen is er dus eigenlijk geen sprake van “doorwerking” maar van “werking” van het Europese recht. Dit alles geldt in elke lidstaat, ongeacht of de lidstaat een monistisch of een dualistisch stelsel heeft. De geclaimde soevereiniteit van Polen klopt dus niet, door toe te treden in de Europese Unie heeft Polen namelijk een deel van hun soevereiniteit opgegeven en is het Europese recht hiërarchisch hoger geschikt dan het Poolse recht.

Welke middelen heeft de EU om onze situatie in Nederland te beïnvloeden?

De EU als onafhankelijke rechtsorde kan twee verschillende middelen in zetten om een gewenst doel te behalen binnen de Unie, zoals bijvoorbeeld het verbeteren van de eerdergenoemde arbeidsvoorwaarden. Dit zijn richtlijnen en verordeningen. Deze middelen werken allebei op een verschillende manier en geven een verschillende mate van vrijheid aan de lidstaat:

  • Richtlijn: de EU bepaalt het einddoel, maar iedere lidstaat mag zelf bepalen hoe dit wordt vastgelegd in wetgeving. De lidstaat heeft dus nog enige bewegingsvrijheid.
  • Verordening: de EU bepaalt einddoel en formulering. Dit moet door ieder EU-lid letterlijk worden overgenomen in het nationale recht en op dezelfde manier worden geïmplementeerd.

Verder is er in het systeem van doorwerking van Europees recht in niet een dergelijke beperking opgenomen zoals het geval is bij het internationale recht. Het Europese recht werkt dus altijd direct door in het Nationale recht, niet afhankelijk van de twee vereisten van art. 94 Gw. Ook wanneer de richtlijnen en verordeningen nog niet zijn geïmplementeerd in het nationale recht, kunnen de burgers zich hierop beroepen wanneer de Europese wetgeving officieel in werking is getreden.

Conclusie

Uit het bovenstaande kunnen we concluderen dat de Nederlandse rechtsorde open staat voor recht dat van buitenaf komt. Maar dat het Europese recht niet verward mag worden met internationaal recht, ondanks dat het gezag van deze rechtsordes voortkomt uit verdragen tussen landen. Het internationaal en Europees recht werkt namelijk op een andere manier door. Waar de doorwerking van het internationale recht beperkt wordt op twee punten (eenieder verbindend en bekendmaking), werkt het Europese recht altijd direct door in het nationale recht en heeft het Europese recht altijd voorrang. Wel geeft de Europese Unie soms beleidsvrijheid aan staten doormiddel van het invoeren van een richtlijn in plaats van een verordening. En precies op deze manier heeft Europa er met de Richtlijn Transparante en Voorspelbare Arbeidsvoorwaarden getracht de arbeidsvoorwaarden van werknemers te verbeteren in alle lidstaten. Nederland had nog enige beleidsvrijheid, maar het doel stond vast.