Update: de status van de nieuwe Wet Franchise

17 september 2020 Door: Ruben Groeneveld

Eind 2019 schreven wij over de status van de nieuwe Wet Franchise. De wet was toen onder behandeling bij de afdeling Advisering van de Raad van State. In februari van dit jaar is het wetsvoorstel door Mona Keijzer van Economische Zaken en Klimaat en minister Sander Dekker van Rechtsbescherming naar de Tweede Kamer gestuurd. Inmiddels is het wetsvoorstel door zowel de Tweede als de Eerste Kamer aangenomen. Naar verwachting zal de nieuwe wet op 1 januari 2021 in werking treden. In dit blog bespreken we allereerst de reden waarom de wet vernieuwd is, welke veranderingen de nieuwe wet meebrengt en wat de gevolgen daarvan zijn voor de praktijk.

Waarom een nieuwe Wet Franchise?

De franchiseconstructie wordt in Nederland veel gebruikt. Denk aan bedrijven als HEMA, Albert Heijn, Domino’s, etc. De franchiseovereenkomst kende tot op heden echter nog geen wettelijke regels. Daar gaat de nieuwe Wet Franchise verandering in brengen. De reden om de franchiseovereenkomst toch aan enkele wettelijke voorschriften te onderwerpen is dat er volgens de wetgever een ongelijke verhouding bestaat tussen franchisegevers en franchisenemers, die kan leiden tot oneerlijke en onredelijke situaties voor de franchisenemers. Het belangrijkste doel van de nieuwe wet is om deze verhouding evenwichtiger te maken. De nieuwe Wet Franchise bevat daarom allerlei nieuwe regels die de positie van de franchisenemer ten opzichte van de franchisegever versterken.

Wat gaat er veranderen?

Minister Keijzer wil de problemen die zich nu voordoen in de relatie tussen franchisegevers en franchisenemers oplossen door de volgende regels in de Wet Franchise op te nemen:

  • Gedragen als goed franchisegever en franchisenemer

De minst concrete nieuwe bepaling verplicht de partijen om zich te gedragen als een goed franchisegever en goed franchisenemer. De volgende regels concretiseren deze plicht.

  • Informatieplicht in de precontractuele fase

Een belangrijk doel van de nieuwe wet is het versterken van de informatiepositie van de franchisenemer in de precontractuele fase. De nieuwe wet bevat een lijst van onderwerpen waarover de franchisegever de franchisenemer in de precontractuele fase in ieder geval moet informeren, en andersom. Deze informatie kan door de franchisenemer en de franchisegever worden gebruikt om de risico’s van het aangaan van de overeenkomst in te schatten.

  • Stand-still periode

Nadat de informatie verstrekt is gaat er een ‘termijn van beraad’ lopen, die vier weken duurt. Gedurende deze weken mag de concept franchiseovereenkomst niet ten nadele van de franchisenemer worden gewijzigd, en mogen er nog geen investeringen of betalingen van de franchisenemer worden gevraagd. Ook mag de franchisegever nog geen overeenkomsten sluiten met de franchisenemer die onlosmakelijk verbonden zijn aan de franchiseovereenkomst. Hiermee wordt bijvoorbeeld de huur van een bedrijfspand bedoeld. Deze periode wordt de stand-still periode genoemd. Deze periode geeft de franchisenemer de tijd om de informatie te bestuderen en eventueel advies van een deskundige in te winnen, waardoor zijn informatiepositie wordt versterkt. Overigens brengt de nieuwe wet ook een informatieplicht voor de franchisegever gedurende de looptijd van de franchiseovereenkomst.

  • Commerciële en technische ondersteuning

De franchisegever moet de franchisenemer wanneer gevraagd commerciële en technische bijstand bieden wanneer dit noodzakelijk is voor de exploitatie van de franchiseformule.

  • Inhoudelijke eisen aan franchiseovereenkomst

Naast de informatieplicht worden er in de nieuwe wet inhoudelijke eisen gesteld aan de franchiseovereenkomst. Deze gaan over non-concurrentiebedingen en vergoeding voor goodwill bij beëindiging van de franchiserelatie.

Wat betreft de goodwill bepaalt de nieuwe wet (art. 7:920 lid 1 BW) dat er in de franchiseovereenkomst bepaald moet worden hoe vastgesteld wordt of er goodwill aanwezig is, en als die er is, in hoeverre deze toekomt aan de franchisegever en in hoeverre aan de franchisenemer. De overeenkomst moet ook bepalen hoe de goodwill aan het einde van de franchiserelatie wordt uitgekeerd als blijkt dat deze goodwill (deels) is gecreëerd door de franchisenemer.

Daarnaast bepaalt de nieuwe wet (art. 7:920 lid 2 BW) dat een eventueel non-concurrentiebeding schriftelijk moet worden vastgelegd en niet langer dan een jaar na beëindiging van de overeenkomst mag gelden.

  • Overleg en instemming

De nieuwe wet verplicht ook in enkele gevallen tot overleg tussen franchisegever en franchisenemer. Deze verplichting is opgenomen in art. 7:921 BW. Allereerst zijn partijen verplicht minimaal een keer per jaar overleg te voeren. Daarnaast is overleg verplicht wanneer bepaalde beleidswijzigingen van de franchisegever dusdanige gevolgen kunnen hebben voor de franchisenemer, dat een voorafgaand overleg hierover niet meer dan redelijk is. Een voorbeeld van zo’n beleidswijziging is het veranderen van de doelgroep van een winkelketen. De franchisegever kan bepalen dat een winkelketen die zich voorheen op het luxe-segment richtte, zich nu meer op het grote publiek zal gaan richten. Zo’n beleidswijziging vereist investeringen van de franchisenemers. Voor dit soort beleidswijzigingen is, wanneer de wet van kracht gegaan is, instemming vereist van de franchisenemers. Wel kan in de franchiseovereenkomst worden bepaald vanaf welk bedrag deze instemming vereist is, het zogenaamde drempelbedrag. Als het effect van de wijziging hieronder blijft, is er geen instemming vereist.

Overgangsregeling

Voor de franchisegever is het, wanneer de nieuwe wet van kracht is, belangrijk om voor het contracteren van nieuwe franchisenemers een waterdichte franchiseovereenkomst te gebruiken waarin deze nieuwe eisen zijn opgenomen. Alle franchiseovereenkomsten die vanaf 1 januari 2021 worden gesloten moeten volledig aan de nieuwe wet voldoen. De Wet Franchise is van dwingend recht: dit betekent dat er niet in het nadeel van de franchisenemer mag worden afgeweken. Bepalingen die wel afwijken van de wet in het nadeel van de franchisenemer zijn nietig.

Reeds bestaande franchiseovereenkomsten hoeven niet per direct te voldoen aan alle eisen van de nieuwe wet. De bepalingen over goodwill, het post-contractuele non-concurrentiebeding en het instemmingsvereiste krijgen een overgangsregeling. Op die manier krijgen franchisegevers en franchisenemers de tijd om hun bestaande overeenkomsten in lijn met de nieuwe wetgeving te brengen. Alle andere nieuwe regels moeten wel vanaf januari 2021 worden nageleefd. De bestaande franchiseovereenkomsten moeten uiterlijk op 1 januari 2023 voldoen aan de nieuwe wet.

Conclusie

De nieuwe Wet Franchise zal de positie van franchisenemers ten opzichte van franchisegevers aanzienlijk versterken. Wanneer de wet in werking treedt, zal dat gevolgen hebben voor uw bestaande franchiseovereenkomst. Onze Nederlandstalige voorbeeld franchiseovereenkomst is reeds aangepast op de nieuwe Wet Franchise, de Engelstalige volgt in de vierde week van november.